De wortels van het Vlaamse wafeltje liggen bij de Franken. Die kookten ze op het vuur tussen twee hete platen. Zo kwamen ze op het idee om een rooster te tekenen aan één kant van de platen, die ze de naam ‘wafel’ gaven. Het woord betekende ‘honingraat’ in het Frankisch. De eerste gevulde wafels verschenen tijdens de 19e eeuw. Oorspronkelijk bevatten ze een mix van honing en boter, later boter en bruine suiker. Op dit moment was Vlaanderen verdeeld in drie delen (Nederland, België en Frankrijk). Elke streek creëerde zijn eigen specialiteit: met of zonder gist, Brusselse wafel, Luikse wafel, ... De gevulde wafel is uitgegroeid tot een specialiteit in het noorden van Frankrijk en België.